§1 Geluid §2 Trillingstijd en frequentie §3 De oscilloscoop §4 De geluidsnelheid §5 Geluidsterkte
In dit hoofdstuk gaan we trillingen en golven bestuderen. Hiermee kunnen we o.a. geluid begrijpen. In deze paragraaf bestuderen we het verschil tussen trillingen en golven.
Een trilling is het simpel heen en weer bewegen van een voorwerp. Hieronder zien we twee voorbeelden. Links zien we een slinger (een balletje aan een touwtje) dat heen en weer beweegt. Rechts zien we een blokje dat op en neer beweegt aan een veer (zie ook de onderstaande animatie). Zoals je ziet beweegt het blokje aan de veer om een bepaald middelpunt. We noemen dit de evenwichtsstand. De afstand dat het blokje verwijderd is van deze evenwichtsstrand noemen we de uitwijking. De maximale uitwijking van het blokje tijdens de trilling noemen we de amplitude.
Hieronder is een animatie van een golf in een touw te zien. Hieronder zien we een afbeelding van een golf. Op de website, kan je een animatie zien van het ontstaan van deze golf. Door het touw aan de linkerkant op en neer te bewegen, komt het hele touw in beweging. Elk stukje van het touw brengt het volgende stukje in beweging. We noemen de resulterende beweging een golf. Omdat de golf zich naar rechts verplaatst door het touw spreken we van een lopende golf.
Net als in een touw, kunnen ook in de lucht golven ontstaan (zie de onderstaande animatie). Dit worden geluidsgolven genoemd. Bij het waarnemen van geluid hebben we drie elementen nodig:
Laten we beginnen met de geluidsbron. Een geluidsbron bevat een trillend onderdeel dat de lucht in trilling brengt. In de rechter afbeelding is de geluidsbron een luidspreker. Andere voorbeelden zijn het trillen van een gitaarsnaar of het trillen van stembanden. Het bewegende onderdeel in een luidspreker heet de conus.
Als de conus heen en weer beweegt, dan botst het tegen de omliggende luchtdeeltjes en deze luchtdeeltjes botsen weer tegen de volgende deeltjes etc. Als gevolg ontstaat er een geluidsgolf door de lucht. De lucht noemen we in dit geval de tussenstof. Dit is de stof waardoor het geluid zich verplaatst. Lucht is trouwens niet de enige tussenstof. In elk materiaal kunnen geluidsgolven ontstaan. In metalen, bijvoorbeeld, kunnen geluidsgolven zelfs nog sneller voortplanten dan in de lucht. In de ruimte is geen tussenstof aanwezig. We spreken dan van een vacuüm. In een vacuümruimte kan geluid niet voortplanten.
We nemen geluid pas waar als geluidsgolven aankomen bij een ontvanger. Een voorbeeld is het trommelvlies in ons oor. Dit kan in trilling worden gebracht door deze golf en zo nemen we geluid waar. Een ander voorbeeld van een ontvanger is een microfoon.
Demonstratievideo | ||
|
In de onderstaande afbeelding zien we een doorsnede van een simpele speaker of luidspreker. Aan de conus van de speaker is een spoel verbonden waarover een spanning staat. Door verschillende patronen van stroompjes door de spoel te sturen, ontstaat om de spoel een wisselend magneetveld. Een permanente magneet in de speaker reageert op dit magneetveld door de conus aan te trekken en af te stoten. Als gevolg gaat de conus trillen. We gaan hier meer over leren in het hoofdstuk "Elektriciteit II".
De werking van een microfoon lijkt op de werking van de speaker. In dat geval zorgen geluidsgolven in de lucht er juist voor dat de conus (en dus ook de spoel) een beetje gaat trillen. Als een spoel trilt in de buurt van een magneet, dan ontstaat een patroon van stroompjes. Dit patroon kan daarna versterkt worden en via een luidspreker weer hoorbaar gemaakt worden.
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we een aantal eigenschappen van trillingen bestuderen, waaronder de trillingstijd en de frequentie.
In het vorige filmpje hebben we bespreken wat trillingen zijn. Als voorbeeld hebben we het heen en weer bewegen van een slinger en het op en neer bewegen van een blokje aan een veer genoemd. In deze paragraaf gaan we het hebben over de trillingstijd. Zoals de naam al verklapt vertelt dit ons hoelang één trilling duurt.
Met de trillingstijd kunnen we ook de frequentie berekenen. De frequentie vertelt ons hoeveel trillingen een voorwerp in een seconde maakt. We meten de frequentie meestal in hertz (Hz). Dit komt dus overeen met het aantal trillingen per seconde.
We kunnen als volgt met de frequentie en de trillingstijd rekenen:
$$ f = \frac{1}{T} \,\,\,\,\,\text{(SI-eenheden)} $$
|
Let erop dat je de trillingstijd in deze formule altijd in seconden invult. De trillingstijd wordt ook vaak gegeven in milliseconden (ms). Er geldt:
Aan de formule kan je zien dat een grotere frequentie altijd zorgt voor een kleinere trillingstijd en andersom.
In de volgende voorbeelden gaan we leren rekenen met deze formule:
Voorbeeld |
Vraag: Een vlag wappert met een frequentie van 0,25 Hz heen en weer. Wat is de trillingstijd van deze beweging? Antwoord: Stap 1: Gegevens (G) f = 0,25 Hz Stap 2: Omschrijven (O) De trillingstijd moet in deze formule in seconden worden gegeven. De trillingstijd is echter helemaal niet gegeven. We kunnen deze stap dus overslaan. Stap 3: Formule (F) Noteer de formule en vul deze in: $$ T = \frac{1}{f} $$ $$ T = \frac{1}{0,25} = 4 \text{ s} $$Stap 4: Eenheid (E) Check of de eenheid achter het antwoord staat. In dit geval s.
|
Voorbeeld |
Vraag: Bij het aanslaan van een stemvork ontstaat een toon met een trillingstijd van 2,2727 ms. Bereken de frequentie van deze stemvork.Antwoord: Stap 1: Gegevens (G) Trillingstijd = 2,2727 ms Stap 2: Omschrijven (O) De trillingstijd moet in deze formule in seconden worden gegeven. Trillingstijd = 2,2727 / 1000 = 0,0022727 s Stap 3: Formule (F) Noteer de formule en vul deze in: $$ \text{frequentie} = \frac{1}{\text{trillingstijd}} $$ $$ \text{frequentie} = \frac{1}{0,0022727} = 440 \text{ Hz} $$Stap 4: Eenheid (E) Check of de eenheid achter het antwoord staat. In dit geval is dit Hz.
|
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we de kennis uit de vorige paragraaf toepassen om het verschil tussen harde, zachte, lage en hoge tonen te begrijpen. We doen dit met behulp van een zogenaamde oscilloscoop.
In een eerdere paragraaf hebben we gelezen dat geluid wordt veroorzaakt door het trillen van luchtdeeltjes. We kunnen deze trillingen zichtbaar maken met een oscilloscoop. In de onderstaande afbeelding zien we rechts een oscilloscoop. Hierop is een microfoon aangesloten. Zoals we in de vorige paragraaf geleerd hebben zet een microfoon geluid om in elektrische stroompjes. Deze stroompjes worden zichtbaar gemaakt op het scherm van de oscilloscoop. Links zien we een zogenaamde stemvork. Dit is een simpel metalen instrument dat met een hamertje aangeslagen kan worden. De stemvork produceert dan de "nette" toon die op het scherm zichtbaar is.
Het oscilloscoopbeeld kan worden opgevat als een diagram met op de horizontale as de tijd (t) en op de verticale as de uitwijking (u). We spreken hier daarom ook wel van een (u,t)-diagram.
De bovenstaande trilling herhaalt zich in de tijd. We noemen een dergelijke beweging een periodieke beweging. De trillingstijd geeft aan hoelang het duurt voordat de beweging zich herhaalt. Zoals we eerder hebben geleerd geeft de trillingstijd aan hoelang het duurt voordat een beweging zich herhaalt. In de bovenstaande afbeelding zien we twee manieren om de trillingstijd te meten.
De grootte van elk hokje op de horizontale as van het oscilloscoopbeeld wordt gemeten in ms/div. "div" staat hier voor "division", hetgeen we in het Nederlands "hokje" zouden noemen. Een waarde van 10 ms/div betekent bijvoorbeeld dat elk hokje op de horizontale as overeenkomt met 10 milliseconden.
Voorbeeld |
Vraag: Bepaal de frequentie van het onderstaande oscilloscoopbeeld van een saxofoon. De oscilloscoop is ingesteld op 5 ms/div. Antwoord: De tijdsduur behorende bij één trilling is in dit geval lastig nauwkeurig af te lezen. Het is hier daarom noodzakelijk om de trillingstijd van zoveel mogelijk trillingen tezamen te meten. Als we netjes meten, dan vinden we bijvoorbeeld dat 10 trillingen overeenkomen met 4,75 hokjes (ga dit zelf na). Eén trilling komt dan overeen met: $$ \frac{4,75}{10} = 0,475 \text{ hokjes} $$Omdat de oscilloscoop is ingesteld op 5 milliseconde per hokje, vinden we: $$ 0,475 \times 5 = 2,375 \text{ ms} $$In seconden wordt dit: $$ T = \frac{2,375}{1000} = 0,002375 \text{ s} $$Met de formule voor de frequentie vinden we dan: $$ f = \frac{1}{T} \;\;\;\;\;\;\;\; f = \frac{1}{0,002375} = 421 \text{ Hz} $$
|
Laten we eens het oscilloscoopbeeld van een aantal tonen vergelijken. Hieronder zien we aan de linkerzijde een oscilloscoopbeeld van een zachte en een harde toon. Zoals je kunt zien heeft een zachte toon een kleine amplitude en heeft de harde toon een grote amplitude. De "hardheid" van het geluid noemen we in de natuurkunde de geluidsterkte.
Aan de rechterkant zien we een oscilloscoopbeeld van een lage en een hoge toon. Zoals je kunt zien heeft een lage toon een lage frequentie (en een grote trillingstijd) en heeft een hoge toon een hoge frequentie (en een lage trillingstijd). De frequentie van een toon bepaald dus de toonhoogte van het geluid.
Als we kort een geluid maken, bijvoorbeeld door te drukken op een pianotoets of door het aanslaan van een snaar van een gitaar, dan zal de geluidsterkte naar verloop van tijd steeds kleiner worden. We zien dit effect in het onderstaande oscilloscoopbeeld. Zoals je kan zien wordt hier de amplitude steeds kleiner. De trillingstijd en de frequentie, en dus ook de toonhoogte, blijven gelijk.
Een simpel muziekinstrument waarmee we tonen kunnen produceren met verschillende frequenties is een snaar. Dit is een dunne draad die onder spanning staat. De frequentie van een snaar kan verhoogd worden door de snaar strakker aan te spannen, door de snaar korter te maken of door een dunnere snaar te kiezen. Het geluid van de snaar is op zichzelf niet goed hoorbaar, maar kan versterkt worden met een klankkast. Dit is een holle ruimte waarin lucht kan gaan meetrillen met de snaren (zie de onderstaande afbeelding).
↓ VMBO VERSIES van deze VIDEOS komen binnenkort online!
↓ VMBO VERSIES van deze VIDEOS komen binnenkort online!
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf gaan we rekenen met de golfsnelheid.
Voor de snelheid van een golf gebruiken we de formule voor de snelheid uit het hoofdstuk "Beweging":
$$ v_{geluid} = \frac{s}{t} $$In BINAS kan je voor een aantal stoffen de geluidsnelheid opzoeken. De meeste geluidsnelheden zijn hier gegeven bij een temperatuur van 293 K. Dit komt overeen met 293 - 273 = 20 graden Celsius. Voor ijs is de geluidsnelheid bij 269 K gegeven (-4 graden Celsius) en voor lucht is ook de snelheid bij 288 K (15 graden Celsius) gegeven.
Voorbeeld |
Vraag: Je ziet tijdens een hevige storm een bliksemflits. 8 seconden later hoor je de bijbehorende knal. Bereken hoe ver de bliksem van je vandaan was. De temperatuur van de lucht is 20 oC. Antwoord: Eerst noteren we de gegevens: t = 8 s Volgens BINAS geldt voor lucht van 20 graden Celsius (293 K): vgeluid = 343 m/s Nu kiezen we de juiste formule en vullen deze in: $$ s = v_{geluid} \times t $$ $$ s = 343 \times 8 = 2744 \text{ m} $$De bliksem vond dus op een afstand van 2744 meter plaats.
|
In het volgende voorbeeld gaan we redeneren met het begrip echo. Zoals je waarschijnlijk wel weet is een echo een reflectie van geluid tegen een oppervlak.
Voorbeeld |
Vraag: Met behulp van echo kan men bepalen hoe diep de zeebodem is. Men stuurt aan de onderkant van een schip een geluidspuls naar beneden en meet hoelang het duurt voordat de puls tegen de bodem reflecteert en terugkomt bij het schip. De puls doet er 0,59 s over om terug te komen bij het schip. Bereken hoe diep de zeebodem is. Antwoord: Het geluid beweegt eerst naar de zeebodem en daarna weer terug. Dit duurt 0,59 s. We willen weten hoelang het geluid erover doet om alleen de weg naar beneden af te leggen. Hiervoor delen we door twee: t = 0,59 / 2 = 0,295 s Volgens BINAS geldt voor zeewater: vgeluid = 1510 m/s (BINAS) Nu kiezen we de juiste formule en vullen deze in: $$ s = v_{geluid} \times t $$ $$ s = 1510 \times 0,295 = 445 \text{ m} $$De zeebodem is dus 445 meter diep.
|
Bij echoscopie wordt ook gebruik gemaakt van echo. Hieronder zien we bijvoorbeeld een echo van een foetus (een baby in de buik van een zwangere vrouw). Deze foto's worden gemaakt door met een speaker korte geluidspulsen de buik van een zwangere vrouw in te sturen. Dit geluid is ultrasoon. Dit betekent dat het geluid is boven de menselijke gehoorgrens. We kunnen dit geluid dus niet horen. Een deel van deze geluidsgolven reflecteert tegen de foetus naar een microfoon. In de onderstaande linker afbeelding zien we geluid dat reflecteert tegen de voor en achterkant van de schedel van een foetus. In het rechter diagram zie we het geluid dat terugkomt bij de microfoon. De eerste piek geeft aan wanneer het geluid tegen de voorkant van de baby terugkomt. De tweede piek geeft aan wanneer het geluid tegen de achterkant van de baby terugkomt. Door te meten hoe lang het duurt voordat de verschillende pulsen terugkomen, kan een beeld worden gemaakt van de foetus.
↓ VMBO VERSIES van deze VIDEOS komen binnenkort online!
↓ VMBO VERSIES van deze VIDEOS komen binnenkort online!
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
In deze paragraaf bespreken we de geluidsterkte. We gaan het ook hebben over geluidshinder en oplossingen daarvoor.
Geluidsterkte meten we met een decibelmeter (dB-meter). Rekenen met decibel (dB) gaat anders dan je gewend bent bij andere eenheden. Stel dat één trompetspeler een geluid maakt van 50 dB, als we er dan nog een trompetspeler naast zetten die hetzelfde geluid maakt, dan meten we 53 dB. Bij het verdubbelen van de geluidsenergie hebben we dus te maken met een stijging van maar 3 dB. Als we weer verdubbelen, nu naar vier trompetspelers, dan wordt de geluidsterkte 56 dB.
Voorbeeld |
Vraag: Drie trompetspelers produceren samen een toon met een geluidsterkte van 70 dB. Hoeveel trompetspelers heb je nodig om een geluid van 82 dB te produceren? Ga ervan uit dat de trompetspelers allemaal op gelijke afstand staan en hetzelfde geluid produceren. Antwoord: Elke verdubbeling van het aantal trompetspelers komt overeen met een stijging van 3 dB. In dit geval is de geluidsterkte gestegen met 82 dB - 70 dB = 12 dB. Hiervoor moeten we het aantal trompetspelers 12 / 3 = 4 keer verdubbelen. Dit doen we als volgt: $$ 3 \times 2 \times 2 \times 2 \times 2 = 48 $$We hebben dan dus met 48 trompetspelers te maken!
|
Voorbeeld |
Vraag: Vijf trompetspelers produceren samen een toon met een geluidsterkte van 70 dB. Hoeveel decibel meet je bij 80 trompetspelers? Antwoord: We starten met 5 trompetspelers en blijven dit verdubbelen tot we bij 80 trompetspelers uitkomen: $$ 5 \times 2 \times 2 \times 2 \times 2 = 80 $$Zoals je ziet hebben we het aantal trompetspelers vier keer moeten verdubbelen. Elke keer komt er 3 dB bij: $$ 70 \text{ dB} + 3 + 3 + 3 + 3 = 82 \text{ dB} $$
|
Voorbeeld |
Vraag: Een leerling gebruikt bij een concert oordopjes om geen gehoorschade op te lopen. Hierdoor neemt de geluidsterkte 15 dB af. Bereken hoeveel keer het geluid hierdoor wordt verzwakt. Antwoord: Bij elke afname van 3 dB halveert de hoeveelheid geluid. We rekenen als volgt uit hoe vaak het geluid halveert: $$ 15 / 3 = 5\times $$Als het geluid 5 keer halveert, dan verzwakt het geluid 2 × 2 × 2 × 2 × 2 = 32 keer.
|
Voor de geluidssterkte geldt ook de volgende regel. Voor elke verdubbeling van de afstand tot een geluidsbron neemt de geluidssterkte met 6 dB af. Het is niet nodig deze regel uit je hoofd te kennen. Als je de regel nodig hebt, zal hij altijd worden gegeven in de vraag.
Voorbeeld |
Vraag: Een leerling is aanwezig bij een concert. Het publiek op de voorste rij staat op een afstand van 8 meter van de luidspreker. De geluidssterkte op deze afstand is 79 dB. Het publiek op de achterste rij zit op een afstand van 32 meter van de luidspreker. Bereken de geluidssterkte in dB op deze afstand. Antwoord: Van 8 meter naar 32 meter moeten we twee keer verdubbelen: $$ 8 \times 2 \times 2 = 32 \text{ m} $$Bij elke verdubbeling neemt de geluidsterkte met 6 dB af: $$ 79 \text{ dB} - 6 - 6 = 67 \text{ dB} $$
|
Hoe hard geluid daadwerkelijk klinkt voor het menselijk oor hangt niet alleen af van de hoeveelheid decibel, maar ook van de frequentie van het geluid. Dit komt omdat het oor niet voor alle frequenties even gevoelig is. Zowel erg lage als erg hoge tonen horen we minder hard. Hier wordt rekening mee gehouden bij de zogenaamde dB(A)-schaal. Voor alle frequenties is 0 dB(A) de laagste geluidsterkte die we kunnen horen. Bij 135 dB(A) wordt de pijngrens bereikt. Dit is geluid zo hard dat het pijn doet en levert permanente gehoorschade op.
In BINAS kan je een tabel vinden waarin het effect van geluid bij verschillende decibels beschreven staat. We zien hier dat vanaf 85 dB geluid gehoorbeschadiging kan veroorzaken. Tussen de 85 en de 95 dB gebeurt dit echter pas na 8 uur aanhoren van dit geluid. Bij hogere dB neemt de kans op gehoorschade steeds meer toe.
Er is ook een tabel in BINAS waar je kan vinden hoe lang je veilig naar geluid kan luisteren bij verschillende decibels en een tabel waar de gehoorgevoeligheid bij verschillende leeftijden wordt vergeleken.
Ook geldt dat we als mens niet alle frequenties kunnen horen. We kunnen alleen frequenties horen tussen de 20 Hz en 20 000 Hz = 20 kHz. Dit zijn de gehoorgrenzen. Geluid onder de 20 Hz en boven de 20 000 Hz kan je dus niet horen. Het is belangrijk dat je de gehoorgrenzen uit je hoofd kent.
Omdat hard geluid voor geluidschade kan zorgen, is het belangrijk mensen hiertegen te beschermen. Stel je woont bijvoorbeeld langs een snelweg, dan kan een geluidsscherm of geluidswal helpen door het geluid van het verkeer zoveel mogelijk te absorberen en te reflecteren zodat de bewoners hiervan geen geluidshinder ervaren (zie de linker onderstaande afbeelding). Mensen die werken met apparaten die veel geluid maken (denk aan zware boormachines) kunnen bijvoorbeeld gehoorbeschermers dragen (zie de rechter onderstaande afbeelding).
(Afbeelding: Henkiedenkie; CC BY-SA 3.0 / ...)
Als je bijvoorbeeld een podcast wilt opnemen, maar je wil niet dat je stem weergalmt tegen de muren, dan worden ook vaak deze schuimpanelen op de muur geplakt (zie de onderstaande afbeelding). Deze platen absorberen geluid.
Leerdoelen: |
|
Opdrachten |
|
BINAS: | |
7-12 | Formules |
27 | Geluidsnelheden |
28 | Gehoorgevoeligheid |
29 | Veroudering gehoorgevoeligheid |
30 | Maximale blootstelling geluid |