Ook atomen zijn weer opgebouwd uit kleinere deeltjes. Elk atoom heeft in zijn centrum een atoomkern, bestaande uit positief geladen deeltjes die we protonen noemen en neutraal geladen deeltjes die we neutronen noemen. Om de kern heen bevindt zich een wolk van negatieve deeltjes die elektronen worden genoemd. Elk atoom bevat evenveel protonen als elektronen en dit zorgt ervoor dat het atoom in zijn geheel neutraal is.
Zoals je in de afbeelding kunt zien, bewegen de elektronen zich niet willekeurig om de atoomkern. De elektronen bevinden zich op vaste afstanden van de kern. Deze vaste afstanden noemen we schillen. In de binnenste schil passen slechts twee elektronen, in de tweede schil passen 8 elektronen en in de derde schil passen wel 18 elektronen. Het zwaarste atoom dat we kennen heeft wel zeven schillen bestaande uit 118 elektronen.
Hieronder zien we de eerste 8 atomen uit het periodiek systeem. Waterstof bestaat uit één proton en dus ook één elektron. Helium bestaat uit twee protonen en dus ook twee elektronen. Lithium bevat drie protonen en dus ook drie elektronen, maar omdat de eerste schil vol is, komt het derde elektron in de tweede schil terecht. Op deze manier zijn alle atomen uit het periodiek systeem opgebouwd.
Het aantal protonen in een atoom noemen we het atoomnummer. Elke atoomsoort heeft zijn eigen vaste atoomnummer. In het onderstaande periodiek systeem vind je het atoomnummer linksonder de symbolen.
Het aantal protonen en neutronen samen noemen we het massagetal. In het onderstaande periodiek systeem kunnen we het massagetal linksboven de symbolen vinden. Fluor bevat bijvoorbeeld een atoomnummer van 9 en bevat dus altijd 9 protonen. Fluor heeft een massagetal van 19 en dat betekent dus dat fluor 10 neutronen bevat (omdat 9 + 10 = 19). Waterstof heeft een atoomnummer van 1 en bevat dus slechts 1 proton. Het massagetal van waterstof is ook 1, dus waterstof bevat 0 neutronen.